Het is zaterdag, vandaag doen we rustig aan. We lopen over
het strand en brengen de geleende driverpermit terug. Bij Melanie aangekomen, worden we uitbundig
begroet door het personeel, de bedrijfsleider en zijn vriendin. We krijgen het
verhaal van de arrestatie nogmaals te horen, nu van hun kant. De arrestatie
gebeurde door maar liefst 35 man met doorgeladen pistolen, inclusief lokale
politici en cameraploeg.De gasten waren gewoon in het restaurant.
Toen
de bedrijfsleider vroeg waarvoor hij gearresteerd werd, kreeg hij het
arrestatiebevel in de hand gedrukt waarop staat: “For reasons best known for
yourself”. Tja… De dag daarna werd de
bedrijfsleider op borgtocht vrijgelaten en nu moet hij zich enkele keren per
week melden op het politiebureau. Eén van die keren kreeg hij zijn paspoort in
de hand gedrukt. Niemand weet waarom, de politie wist het ook niet. Met het paspoort kan hij helaas niet het land uit.
Twee locals, leveranciers van het
guesthouse, hebben borg gestaan voor hem. Als hij verdwijnt, worden de locals
opgepakt.
Na de koffie halen we de Vespa op en gaan naar Spice Island,
een luxe resort met het grootste zwembad van het eiland. Dit is een prachtige
plek om te chillen en te zwemmen. We hebben een heerlijke lunch aan het strand
en gaan daarna het zwembad in. Het water is zacht en warm. Een klein blond
jongetje zwemt, springt, duikt en springt als een dolle. Ik vraag hem, in het Engels,
hoe oud hij is. Vier jaar. Wat kan dit
jochie goed zwemmen! Hij vertelt dat zijn moeder het hem geleerd heeft. We
spelen een beetje in het water met hem en komen er achter dat hij uitstekend
Nederlands spreekt. Hij heet Masaï, is Vlaams en heeft veel gereisd met zijn
ouders. Hij vraagt aan Elora of die het
telefoonnummer van zijn vader heeft. Elora zegt: “Euh nee, hoezo?”. Waarop Masaï
zegt: “nou, dan kunnen we af en toe even bellen!”. Haha, de jonge
versierder. Een man aan de kant vraagt of wij even op hem willen passen. Ik
vraag de man of hij de vader van de jongen is, maar dat blijkt niet het geval. Hij is de
manager van dit resort is. In een flits
realiseer ik dat deze manager misschien wel wat voor ons project kan
betekenen. Als ik hem op een bankje een
sigaret zie roken, droog ik me af en ga het gesprek met hem aan. Ik vertel hem
over het project, over mijn ambities en zeg dat we support nodig hebben van
lokale ondernemers. Hij zegt spontaan toe dat we dit zwembad mogen gebruiken en
dat hij van twee zwemonderwijzers het loon wil betalen. Tsjakka! Dit schiet op:
gisteren African Impact, vandaag de toezegging van deze
ondernemer en eerder in de week was er een andere ondernemer die het loon van een
zwemonderwijzer toegezegd heeft…. Dit gaat de goede kant op! Dit soort dingen kun je alleen maar regelen als je ter plekke bent. Mail en telefoon werkt niet om de dingen voor elkaar te krijgen.
Aan het einde van de steiger van Spice Island is een bar. We
zijn opgetogen vanwege het resultaat van vandaag en besluiten een glas wijn te drinken. In de zwakker wordende
zon kijken we over het hoge water en vragen ons af hoe diep het hier is. We
zien zeilboten laveren en we vertrekken vlak voordat de zon ondergaat. Het is
een klein half uurtje scooteren naar onze hut en Elora wil nog beltegoed
kopen. In Afrika moet je eigenlijk niet meer op
straat zijn als het donker is. Niet alleen de wegen en het verkeer zijn levensgevaarlijk, ook is de kans op overvallen groot. Toch voel ik me hier wel veilig. Het begint al schemerig te worden en ik geef goed gas. We
rijden over zacht zand, met soms een harde onderlaag. Ineens komt er een stuk
met heeeeel mul zand. Ik geef extra gas maar ben te laat. De scooter slipt en
we gaan onderuit. Daar liggen we dan: twee blanke vrouwen en een zwarte scooter
in spierwit zand. Elora schiet in de lach en zegt: "mam, je ligt met je benen in de lucht!" Snel krabbelen we op en kijken om ons heen. We zetten de Vespa rechtop en tillen hem samen uit de kuil die door het slippende zand ontstaan is. Een toerist loopt voorbij en kijkt enigszins verbaasd. Alles ging
heel snel, ik kan me voorstellen dat hij nauwelijks realiseert dat we gevallen
zijn en al weer rijden. Tijdens het wegrijden roep ik nog: “Don’t tell anybody
what you saw please!”. We grappen dat
het misschien toch niet verstandig is om te rijden met twee glazen wijn op.
Maar ach: no guts no glory. (No shit no story?)
We stoppen in het dorp. Het is druk. Niet alleen bij het
verkooppunt van SIMcards, maar in het hele dorp. Er hangt een zinderende
spanning in de lucht. Vanavond is een festival in Stonetown, een uur rijden
vanaf hier. Alles staat in het teken van dat festival; iedereen praat er over.
De scooterboy kwam zijn geld vervroegd halen, want hij moet naar het feest. De
directeur van de basisschool had haast, want ze moet de bus naar het feest
halen. Niemand is aanspreekbaar, iedereen is bezig met het feest. Op straat zie
je bussen vol mensen naar het feest gaan. Brommers met vijf passagiers: ze gaan
naar het feest. Zittend op de Vespa wacht ik op Elora en ik kijk mijn ogen uit.
Zo druk heb ik het hier nog nooit gezien. Een groepje vrouwen in niqaab passeert me. Ik groet, ze groeten terug en
lopen door. Eén vrouw komt terug en vraagt in gebrekkig Engels, wijzend op de
buddyseat, of ik haar een lift kan geven. Ik vertel dat ik op mijn dochter
wacht. Nu gaat een Afrikaan er van uit dat er meer dan één passagier op een
scooter kan dus ze vraagt waar ik naar toe ga. Toen ik vertelde dat ik naar
Bwejuu ga, dus niet naar het feest, was de teleurstelling in haar ogen te
lezen. De rest van haar gezicht deed misschien wel mee maar dat was volledig
bedekt. Dat kon ik dus niet zien. Ze vertelde dat ze naar Stonetown moet voor
het feest. Ik wens haar een fijne party en ze loopt verder, richting
busstation. Enkele minuten later komt een lokale man naar me toe, met twee
vrouwen. Hij wijst op de buddyseat en vraagt iets in Swahili. Ik ga er van uit
dat hij me om een lift vraagt en zegt: “my daughter”. Hij schiet in de lach en
zegt in het Engels: “your daughter in your bag?”. Blijkbaar wees hij niet op de
scooter maar op mijn tas. Haha, spraakverwarring kan leuk zijn!
Elora heeft haar beltegoed en langzaam rijden we naar ons
hutje. De hobbels en kuilen in de weg zijn moeilijk zichtbaar. Fietsers rijden
zonder licht, kinderen schieten de weg op. Een auto met één lamp rijdt me
tegemoet. Ik dacht dat het een motor was en geef hem nèt wat te weinig
ruimte. Langs de kant van de weg zie ik
twee kleine lampjes oplichten. Het is een kat die vlak voor me de weg de weg
oversteekt. Ik zie vuurtjes en ruik het vlees dat daarop gegrild wordt. De
watertoren blijkt lampjes bovenin te hebben. Dat is een goed herkenningspunt:
het eerste pad na de watertoren moeten we in. Dan is het nog even zoeken welk
zijpad we moeten hebben. Elora navigeert en we komen recht voor ‘ons’ hek uit.
De Masaï springt op om het hek te openen. We zijn er weer! Wat een heerlijke
dag!
Zondag begint de dag met pannenkoeken. Greta, de
Mexicaans-Letse dame die op onze hutjes past nu de eigenaar naar Letland is, is
heel aardig. Maar koken kan ze niet. Ze verzorgt iedere ochtend een ontbijt met
vers fruit en manna of panna (pannenkoeken). We denken dat dit het einde van
haar kookkunst is. Maar ach, hoe erg is dat? Bovendien heb ik geen recht van
spreken: ik kan al helemaal niet koken!
Tijdens het onbijt komt de poes langs gelopen. Er hangt een
staart uit haar bek. Het is geen muizenstaartje, daar is het te groot voor. Het
blijkt een hagedis. Even later komt ze terug gelopen met de hagedis zonder staart. Onder onze tafel speelt ze nog een
half uurtje met de hagedis voordat ze ‘m opeet. We horen de botten kraken en
besluiten dat we klaar zijn met ons ontbijt.
Greta heeft het internet gefixt! Na het ontbijt open ik snel
even de mailbox en tot mijn schrik krijg ik een bericht van een ambassadeur dat
hij de informatie die hij gevraagd heeft over de zwemprojecten nog niet
ontvangen heeft. Ik baal daarvan, ik dacht dat ik voor mijn vertrek alles
afgehandeld had. Grr… ik besluit om dit meteen op te pakken en zo zit ik op
zondagochtend ruim twee uur te werken. Niet alleen aan die informatie, ook aan
een presentatie die een medewerker in NL voorbereid heeft en waar ik feedback
op gegeven heb via mail. Dat gaat altijd wat trager dan de telefoon pakken, wat
ik in Nederland gedaan zou hebben. Maar met de trage verbindingen hier, begin
ik daar niet aan. Rond half twaalf stappen we op de scooter. We willen naar de
Blue Lagoon. Dat is een lagune met prachtig koraal waar je lekker kunt
snorkelen en zwemmen. In Bwejuu hebben we politiecontrole. Gelukkig door de
agent die geen zwemles durft te nemen. We grappen maar weer wat en hij wijst
ons de weg naar de lagune. We rijden een half uur over hobbelige zandpaden. Af
en toe zien we een vrouw met een stapel brandhout op haar hoofd. Of een
fietser, een werker van de bananenplantage. Verder is er niets te zien. Geen
hut, geen huis, geen koe of geit. Elora en ik hebben tegelijkertijd dezelfde
gedachte: “Hebben we eigenlijk wel genoeg benzine?”. Mwah… ik ben wel
optimistisch. Een kwartier later komen we op een driesprong de eerste auto
tegen. De mannen stoppen want ze zien ons een beetje zoeken naar de richting.
Ze spreken geen Engels maar met handen en voeten maken we duidelijk waar we
naartoe willen. En ze wijzen naar rechts, waarbij ze een woord uitspreken
waarvan Elora denkt dat het een dorp is. En zowaar: 10 minuten verder op een
steeds slechtere weg staan wat hutjes. Mannen liggen in de schaduw van een
boom, kinderen komen naar de weg om ons te begroeten “Jambo!”. We zetten de
scooter aan de kant van de weg en meteen komen er kinderen om ons heen staan.
Een jongeman vraagt ons in het Engels of hij ons kan helpen. We wijzen op de
benzinetank en hij zegt “oil?”. Opgelucht lopen we achter hem aan een loketje
waar een paar dingen verkocht worden: twee flesjes cola, een paar flesjes
Fanta, wat snoepgoed en een paar knalgele broodjes. De jongen verdwijnt even en komt terug met een
oude colafles vol benzine. We betalen de dubbele prijs maar hebben het ervoor
over. Zo, dat is een opluchting. Ondertussen staan alle kinderen van het dorp
om ons heen.
Voor de zekerheid vragen we nog even naar de lagune. We
starten de scooter en rijden ernaartoe. Een stuk of zes grote jongens lopen
achter ons aan. De Engelssprekende jongen heeft een fiets geregeld. Over een
heel slecht pad van koraalsteen bereiken we een schaduwrijke boom waar een paar
oude fietsen staan. Verder kunnen we niet. Terwijl we de helms afzetten, zijn
de jongens ook gearriveerd. Ze blijven om ons heen zwermen en willen ons de weg
wijzen. Het irriteert ons een beetje, we willen graag alleen zijn. We lopen een
stukje in de richting van de lagune en zien dat het water te laag is om te
zwemmen. Teleurgesteld èn geïrriteerd keren we om. Ik ben het zat. Anderhalf uur hobbelen op de
scooter, potholes en mul zand ontwijkend. Eindelijk zijn we er en dan hebben we
hosselaars om ons heen. Het is het heetst van de dag, mijn onderarmen beginnen
behoorlijk te verbranden. Ik wil zwemmen
en vooral ook wat eten!
We rijden terug door het dorp en kiezen de kortste weg. Die
toch nog behoorlijk lang is. Af en toe komt er een motor of vrachtwagen langs,
ons in een stofwolk achterlatend. Mijn billen voelen aan alsof ze van blik
gemaakt zijn en mijn armen alsof ze gebraden worden. Ik stop langs de kant van
de weg om van mijn sjaal een mouw te maken. Bij de rechterpols een knoopje, dan
de sjaal door de jurk heen over mijn linker arm en onder de linkerpols weer een
knoopje. Zo, dat lucht op!
Drie kwartier later komen we in Paje, waar ik een cappuccino
bestel en een heerlijke avacado-lunch. Er een gitarist die loungemuziek speelt
en ik kom weer helemaal bij. We duiken de zee in, lummelen nog een beetje en
gaan dan huiswaarts. Morgen is het maandag, dan wordt er weer gewerkt!